Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
In Nederland wordt DSM uitgelegd als een diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen. Het is een classificatiesysteem in de vorm van een handboek voor psychische aandoeningen. Wanneer een arts of psychiater een diagnose stelt, doet hij dit aan de hand van de DSM. De DSM wordt regelmatig herzien en sinds 2013 spreken we van DSM-5. Een internationaal handboek zorgt ervoor dat alle artsen en psychiaters dezelfde termen gebruiken bij een verzameling symptomen zodat er geen verwarring kan ontstaan. In het DSM staat welke ziektebeelden er zijn, welke precieze symptomen typerend zijn voor deze ziektebeelden en hoeveel symptomen iemand moet hebben om daadwerkelijk de diagnose te krijgen.
Het DSM wordt gebruikt om diagnoses te stellen maar ook als naslagwerk. Je vindt een DSM in ziekenhuizen, psychiatrische instellingen maar ook bij psychologen en het maatschappelijk werk.
Een DSM diagnose bestaat uit vijf verschillende ‘assen’ ofwel invalshoeken:
AS1: psychische ziekte (klinische ziekte)
AS2: persoonlijkheidsstoornissen
AS3: lichamelijke ziekten.
AS4: psychosociale factoren zoals netwerk, omgeving, opvoeding,
AS5: niveau van functioneren in de vorm van een GAF score.