Ambulante begeleiding aan huis

Van ruzie thuis tot rust in huis

Over Job, een jongen met PDD – NOS die thuis en op school steeds in ruzies belandt.

Zo gaat het niet langer
‘Zo gaat het niet langer, hoor!’ gilt mijn moeder door het trappengat, nét voordat ik de deur van mijn kamer dichtsmijt. Ik tril van woede en met een gebalde vuist sla ik tegen de deur aan. Er ontstaat een klein deukje. Even schrik ik, maar het bloed pompt zo hard door mijn lichaam dat ik geen tijd heb om erbij stil te staan. Ze begrijpen me gewoon niet! Ik snap niets van die mensen. Het enige wat ze doen is mij steeds lastig vallen met al die vragen. Heb je dit gedaan? Heb je dat gedaan? Kun je dit nog doen? Wil je dat eens opruimen? Ik krijg niet eens de kans om na te denken over de eerste vraag of de volgende komt alweer. Ik ben geen kind meer! Ik voel mijn tranen opkomen als ik denk aan de ruzie van zojuist. Zo stom! Ik wilde gewoon vertellen wat er vandaag op school gebeurd was – die stomme ruzie met Pieter in de klas-, toen mijn zusje weer begon te praten, gewoon dwars door mij heen. Terwijl mama míj had gevraagd hoe het op school was. En toen mocht zij nog als eerst praten ook nog. En toen ik boos werd, kreeg ik natuurlijk weer de schuld. Ik plof neer op mijn bed en kijk om me heen. Overal liggen kleren, de resten van mijn eten van gisteren liggen op een bord, half onder mijn bed geschoven. Mijn rugzak met studieboeken staat in de hoek. Al mijn gedachten lopen vast, het is zo druk in mijn hoofd: ik krijg nergens rust. Heb je je kamer al opgeruimd? Heb je je huiswerk al gemaakt? Waarom was je niet op school vanmiddag? Heb je al geleerd voor je toets? Ik bal mijn vuisten als ik denk aan wat er vandaag allemaal mis is gegaan. Ik kreeg ruzie met Pieter in de klas, hij was me continu aan het uitdagen en toen ik boos werd, moest ik de klas uit. Echt, ik krijg altijd de schuld, het is zo oneerlijk. Ik werd zó enorm boos op de leraar: als ik niet was weggelopen, had ik misschien wel iemand geslagen.

Alles gaat mis
Het duurt ongeveer een uur voordat mijn vader op mijn deur klopt. ‘Mag ik binnenkomen?’ Ik grom iets, ik lig nog altijd op bed en ben nog steeds chagrijnig. Mijn vader opent de deur en komt binnen met een bord spaghetti. Hij schuift wat spullen aan de kant op mijn nachtkastje en zet het bord neer. ‘Ik heb het voor je opgewarmd.’ Ik reageer niet. Ik hoef geen eten. En ik hoef al helemaal geen preek. Ik weet al wat er gaat komen: waarom doe je toch zo tegen je zusje? Waarom heb je gespijbeld? Waarom schreeuw je altijd tegen ons? Waarom kan het nooit gewoon gezellig zijn? Mijn vader kijkt de kamer rond en zijn blik blijft hangen bij de kleine deuk in de deur. Hij zucht en wrijft even vermoeid met zijn handen over zijn gezicht. ‘Je moeder en ik hebben eens nagedacht…’ Ik snuif en trek mijn kussen over mijn hoofd. Ik wil het niet horen. Ik wil niet horen wat hij en mama nu weer hebben bedacht. Mama zit waarschijnlijk beneden weer te huilen zoals altijd, haar ogen rood en nat met een verwijtende blik naar mij. Ik krijg altijd de schuld. ‘Misschien is het goed om te kijken of we wat hulp kunnen krijgen. Zodat het weer wat gezelliger wordt in huis.’ Ik trek het kussen steviger tegen me aan en weiger mijn vader aan te kijken. Toch niet weer
zo’n dokter die me vertelt wat ik allemaal verkeerd doe? Ik weet het onderhand wel: ik heb PDD NOS en ik ben raar. Het wordt me vaak genoeg verteld. Ik schud mijn hoofd, ik hoef echt niet weer zo iemand die hier in huis komt en alleen maar samenspant met mijn ouders. Of komt zeggen dat ik ergens anders moet gaan wonen. Mijn vader zucht en staat op. ‘We hebben het er nog wel over…’

Niemand luistert
‘Vanmiddag komt er iemand praten, we zouden het fijn vinden als je er dan even bent komt zitten. Hij geeft ambulante begeleiding aan huis.’
Het is twee dagen later. Ik kijk op van mijn ontbijt. Wat? Ik voel de boosheid alweer omhoog borrelen. ‘Ik zei toch nee? Waarom luisteren jullie nooit naar mij?’ ‘Omdat jij ook nooit naar ons luistert!’ gilt mijn moeder opeens. Mijn vader legt zijn hand op haar arm en schudt zijn hoofd. De bekende rode ogen verschijnen weer bij mijn moeder, ze kijkt me nog eens boos aan en staat dan op en begint verwoed de tafel af te ruimen. Ik schuif mijn bord opzij, ik heb geen honger meer. Mooi niet dat ik er vanmiddag bij ben. Ze stikken er maar in. Ik pak mijn tas en stamp naar de achterdeur. Niemand houdt me tegen. Het is een vreselijke dag op mijn opleiding. Het is me niet gelukt om mijn huiswerk te maken, ik kon me helemaal niet concentreren maar daardoor kan ik in de les niet meedoen. Als de docent iets aan me vraagt, weet ik niet waar hij het over hebt. Ik geef geen antwoord. Ik weet het antwoord immers niet. Ik krijg een waarschuwing. En nog een. En voor de derde keer deze week mag ik mijn spullen pakken en het klaslokaal verlaten. Ik ben boos, maar vertrek zonder iets te zeggen. Zonder te twijfelen of na te denken ren ik de school uit. Ik pak mijn fiets en race door de straten, sla zonder te kijken links of rechtsaf en blijf doorfietsen tot mijn benen moe zijn. Dan ga ik op een bankje zitten. Ik pak een red bull uit mijn tas en blijf daar zo een heel tijdje zitten. Ik zit daar uren. De stilte om me heen kalmeert me. Pas als ik het koud krijg, kijk ik op. Mijn maag rommelt. Ik heb honger. Met benen als lood fiets ik naar huis. Mijn gedachten beginnen weer te stromen. Ik ben niet meer boos, maar voel me verdrietig. Waarom mislukt alles bij mij? Mijn ouders willen me niet, mijn opleiding lukt me niet: zoals het er nu uitziet, zal ik blijven zitten en moet ik volgend jaar van school af. Ik hoor er net een beetje bij, tenminste, Bo en Joep praten met me en in de pauzes kan ik bij hen staan, dat is fijn. Maar dat is straks dus weer voorbij. Eenmaal thuis gooi ik mijn fiets tegen de schutting en stap ik de keuken in. Even ben ik verbaasd. Er zit iemand aan de keukentafel die ik niet ken. Dan herinner ik me opeens weer dat er iemand zou komen. Shit, daar heb ik dus absoluut geen zin in. Ik trek mijn capuchon ver over mijn hoofd, richt mijn blik op de grond en probeer zo snel mogelijk bij de trap te komen. Mijn vader kijkt op: ‘Kom er even bijzitten, vijf minuutjes maar.’ Iets aan zijn stem, maakt dat ik hem aankijk. Ik wil doorlopen, maar de toon van mijn vader laat me twijfelen. Mijn blik kruist die van de man aan tafel naast mijn vader, hij ziet er niet uit als die stugge dokter van een paar jaar geleden, hij is eigenlijk best jong. Mijn moeder zit zwijgend met een tissue in haar vuist gebald aan de andere kant. De stoel naast haar is leeg.

Aan de keukentafel
Ik twijfel. Ik heb geen zin om naast mijn moeder te zitten, de verwijten weer te horen. Maar als ik nu doorloop naar boven, is het straks weer ruzie. En dan heb ik ze nog niet eens verteld dat ik waarschijnlijk mijn opleiding niet haal dit jaar. Met een zucht zak ik op de stoel neer. Ik sla mijn armen over elkaar en staar naar de tafel. ‘Nou, ik kan me voorstellen dat je hier helemaal niet op zit te wachten,’ begint de onbekende man. Daar heeft hij gelijk in. ‘Volgens mij zou je het liefste direct door naar boven lopen, of niet?’ Ik knik, maar hou mijn blik gericht op de tafel. ‘Tof dat je er toch even bij komt zitten, want eerlijk is eerlijk, ik heb jou wel nodig om iets voor elkaar te krijgen bij jouw ouders.’ Ik kijk nieuwsgierig op. Hij glimlacht even naar me. ‘Want ze maken je het nogal moeilijk, of heb ik dat mis?’ Ik haal mijn schouders op, ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik kijk even twijfelend naar mijn vader, die me aankijkt. Mijn moeder kijkt uit het raam, haar ogen roodomrand. ‘Misschien kunnen we even alleen praten? Dan sturen we je ouders even weg?’ Mijn vader staat al op. Mijn moeder kijkt de man twijfelend aan. ‘Is dit nodig?’ ‘Meer dan nodig. Volgens mij wordt het hoog tijd dat er iemand naar Job luistert.’ De man knikt vriendelijk naar mijn moeder, maar ziet er vastberaden uit. Een paar seconden later hoor ik de deur naar boven dichtvallen en ben ik alleen met hem. Hij steekt zijn hand uit. ‘Ik ben Kay.’ Ik neem twijfelend zijn hand aan. ‘Job.’ ‘Fijn dat je even met me wilt praten. Ik heb nogal wat van je ouders gehoord, maar ik vroeg me af wat jij graag zou willen dat er anders is. Ik heb namelijk het idee dat je ouders jou niet zo goed begrijpen.’ Ik knik langzaam. Maar geef geen antwoord: er werd me immers niet echt een vraag gesteld. ‘Sorry, dat was geen duidelijke vraag. Wat zou jij graag willen dat anders gaat, Job?’ Ik kijk de man aan, hij kijkt terug. Wacht op een antwoord. Wil hij het echt horen? Ik twijfel even wat ik moet zeggen. Wat zou ik anders willen? ‘Ik zou minder ruzie willen thuis. En ook op school.’ ‘En hoe komt het dat er vaak ruzie is?’ ‘Omdat ze allemaal vragen stellen. De een na de ander en het is nooit goed wat ik doe. Ik kan het nooit goed doen!’ Ik voel opeens de tranen achter mijn ogen prikken en bal mijn vuisten. Ik ga niet huilen. ‘Wauw, ik kan me voorstellen dat je dat erg boos maakt.’ Ik knik weer, maar zeg niets. Ik wil niet huilen, ik ben verdorie geen kind meer. ‘Zou je het wat vinden als we samen een plan maken?’ Ik kijk hem vragend aan. Ik snap niet wat hij bedoelt. ‘We maken samen een plan om te zorgen dat er minder ruzie komt. Dan gaan we samen jouw ouders vertellen hoe ze jou het beste iets kunnen vragen of zeggen. En dan kijken we ook wat jij misschien anders kan doen. En zorgen we samen dat er minder ruzie gaat zijn.’ Ik haal mijn schouders op. Ik geloof niet dat dat zin heeft. ‘Wil je het proberen?’ Ik twijfel opnieuw en kijk Kay aan. Het is een toffe gast. Hij is niet zo’n oude knar en bovendien heeft hij mijn ouders weggestuurd. Dus ik knik. ‘Tof. Dan maken we samen een afspraak om ons plan te maken, heb je je agenda bij?’ ‘Agenda?’

Vier weken later…
‘Komt Kay vandaan nog?’ Ik schrik op van mijn ontbijt, pak mijn telefoon en scrol naar mijn agenda. Ik gebruik hem sinds twee weken op aanraden van Kay. En inderdaad, vanmiddag staat er een afspraak in mijn agenda. Die was ik helemaal vergeten. ‘Ja. We gaan voetballen.’ ‘Voetballen?’ Mijn vader fronst zijn wenkbrauwen en kijkt mijn moeder aan. Ik negeer zijn blik: ‘Ja, tof hè!’ ‘Ik snap niet hoe voetballen jou helpt om je kamer op te ruimen,’ mompelt mijn moeder. ‘Laat ze nou maar,’ antwoord mijn vader en mijn moeder zegt niets meer. Ik schud mijn hoofd. ‘Het is super chill. We gaan voetballen, beetje chillen en ondertussen praten we over school en zo.’ ‘Hoe gaat het op school?’ O ja! Dat had ik nog helemaal niet verteld. ‘Ik had een zeven voor Engels.’ Verrast kijken mijn ouders allebei op. Mijn vader glimlacht. ‘Wat goed!’ Ik glimlach ook. ‘Ik had samen met Kay geleerd.’ Mijn moeder begint de tafel af te ruimen, maar papa blijft zitten. ‘Heb je nog meer toetsen binnenkort?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Een paar.’ ‘Misschien kan ik ook een keertje helpen?’ ‘Misschien…’ knik ik instemmend. ‘Ik zal het vanmiddag met Kay bespreken.’ Mijn vader knikt en glimlacht nog een keer. ‘Ik ben trots op je.’

Ook rust in huis?
Wil jij, net als Job, dat er minder ruzie is thuis, dat je ouders je beter gaan begrijpen en dat het goed gaat op je studie of werk? Bij Thuys bieden we, naast beschermd wonen, ook individuele begeleiding thuis. Samen met jou maken we een persoonlijk begeleidingsplan en kijken we welke doelen jij wilt bereiken. Op een manier die bij jou past, gaan we aan de slag om te zorgen dat jij groeit naar zelfstandigheid. Meer weten? Neem gerust contact met ons op.

Dit artikel is fictief, maar gebaseerd op waargebeurde verhalen en ervaringen.
Overeenkomsten met werkelijk bestaande personen en situaties berusten op puur toeval.